Eiwit verhouding
Eiwitten zijn belangrijke macronutriënten die betrokken zijn bij de groei en herstel van vele processen in het lichaam. Pasgeborene krijgen met borstvoeding de juiste hoeveelheid eiwitten binnen die ze op dat moment nodig hebben. Deze hoeveelheid en samenstelling fluctueert met de periode waarin de moeder borstvoeding geeft.1
De eiwit ratio
Eiwitten zijn onder te verdelen in het snellere verteerbare wei-eiwit en het langzamere verteerbare caseïne. De verhouding tussen deze twee soorten heeft effect op de verteerbaarheid en het verteer comfort. Borstvoeding bevat vlak na de geboorte een zeer geconcentreerde hoeveelheid macro- en micronutriënten, deze melk wordt colostrum genoemd. Het colostrum heeft een wei:caseïne ratio van 89:11. Na 6 tot 15 dagen verschuift deze ratio naar 65:35 en na de eerste twee weken wordt de uiteindelijke wei:caseine ratio van 60:40 bereikt.2 Dierlijke melk, zowel koe als geit, bevat van nature een verhouding van 20:80. Om dichterbij borstvoeding te komen bevat Kabrita toegevoegd geiten wei-eiwit om de ratio van 60:40 te behalen. Ook laat onderzoek zien dat geitenmelk flesvoeding met een aangepaste wei:caseïne ratio van 60:40 minder coagulatie geeft wat resulteert in een snellere vertering dan een ratio van 20:80.3,4
Veel wei-eiwit (en daardoor minder caseïne) geeft minder coagulatie of klonten en resulteert dus in een snellere vertering dan een ratio van 20:80. Een ratio van 60:40 heeft als het ware minder kracht nodig om de eiwitten te ‘breken’ dan een ratio van 20:80.
Wei-eiwit
Niet alleen de hoeveelheid wei-eiwit maakt het verschil. Geiten wei-eiwit wordt van nature al sneller verteerd dan wei-eiwit afkomstig van koeienmelk, met name β-lactoglobuline.5 Een oorzaak hiervan kan zijn dat β-lactoglobuline van geitenmelk een andere structuur heeft dan β-lactoglobuline van koemelk.6,7
Caseïne
Ook binnen het caseïne profiel kan er onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten caseïne. Klik hier om meer te lezen over de reden dat β-caseïne een beslissende rol speelt in de term A2 melk. Opvallend zijn de verschillen tussen borstvoeding, geitenmelk en koemelk op het gebied van α-caseïne.
Geitenmelk bevat van nature minder αS1-caseïne dan koemelk, borstvoeding bevat dit helemaal niet.6,8 De wei-caseïne verhouding en lage concentraties αS1-caseïne leidt tot een lossere coagulatie, waardoor eiwitten makkelijker afgebroken kunnen worden. 9
Deze microscopische analyse toont aan tijdens een ‘in vitro vertering’: Flesvoeding op basis van koemelk resulteert in een meer compacte massa. Kabrita geitenmelk flesvoeding laat een meer open structuur zien wat de vertering kan vergemakkelijken.
Onderzoek naar geitenmelk;
De dynamiek van de eiwitvertering van Kabrita komt dichterbij borstvoeding
In eigen onderzoek naar geitenmelk hebben we een vergelijking gemaakt van de eiwitvertering van geiten-, koemelk flesvoeding en borstvoeding met dezelfde wei:caseine ratio en eiwitgehaltes onder gesimuleerde condities. Hierbij is een dynamisch in vitro verteringsmodel (tiny TIM Agc) gebruikt om de condities te simuleren in de maag en de dunne darm van kinderen (1-6 maanden).10
Bijna 50% van de eiwitten in borstvoeding en Kabrita flesvoeding (IF) waren na twee uur verteerd, terwijl voor koemelk flesvoeding (IF) dit 35% was. De kinetiek van de geitenmelkeiwit in Kabrita flesvoeding (IF) lijkt meer op de kinetiek van moedermelkeiwitten in vergelijking met de kinetiek van eiwitten uit koemelk flesvoeding.
Bekijk deze video voor een samenvatting van de studie.
Dankzij de unieke eiwit compositie van geitenmelk en de aangepaste ratio in Kabrita wordt er een zachtere en lossere massa in de maag gevormd dan bij koemelk flesvoeding. Hierdoor kunnen eiwitten sneller worden afgebroken. Uiteraard voldoet de eiwit samenstelling aan een compleet aminozuurprofiel.
Bronnen
- Lubetzky, R. et al. Human Milk Macronutrients Content: Effect of Advanced Maternal Age. Breastfeeding Medicine. Nov (2015). 433-436. Doi.org/10.1089/bfm.2015.0072
- Lönnerdal, B. et al. Longitudinal evolution of true protein, amino acids and bioactive proteins in breastmilk: a developmental perspective. Journal of Nutritional Biochemistry 41 (2017) 1-11
- Ye, A., et al., Coagulation behaviour of milk under gastric digestion: Effect of pasteurization and ultra-high temperature treatment. Food Chem, 2019. 286: p. 216-225.
- Wang, Y., et al., Rheological and structural characterization of acidifi ed skim milks and infant formulae made from cow and goat milk. Food Hydrocolloids, 2019. 96: p. 161-170.
- Pintado, M.E., Malcata, X. Hydrolysis of ovine, caprine and bovine whey proteins by trypsin and pepsin, 2000.
- Park, Y. a. (2017). Handbook of milk of non-bovine mammals (2 ed.). Ames, Iowa: Blackwell Pub.
- Almaas, H., et al., In vitro digestion of bovine and caprine milk by human gastric and duodenal enzymes. International Dairy Journal, 2006. 16(9): p. 961-968.
- Park, Y., et al. (2007). Physico-chemical characteristics of goat and sheep milk. Small Ruminant Research, 68(1), 88-113.
- Ceballos, L.S., et al., Composition of goat and cow milk produced under similar conditions and analyzed by identical methodology. Journal of Food Composition and Analysis, 2009. 22(4): p. 322-329.
- Maathuis, A. et al. (2017). Protein Digestion and Quality of Goat and Cow Milk Infant Formula and Human Milk Under Simulated Infant Conditions. J Pediatr Gastroenterol Nutr, 65(6), 661-666
- Clark, S. and M.B. Mora García (2017), A 100-Year Review: Advances in goat milk research. Journal of Dairy Science, 100(12), 10026-10044